Wie ben ik?

Mijn naam is Pien van de Nieuwenhof. Ik ben geboren op 26 juni 1993, en studeer vanaf september 2011 aan de hogeschool voor de kunsten ArtEZ te Arnhem. Hier volg ik de studie Docent Beeldende Kunst en Vormgeving. Nadat mijn droom om prinses te worden in duigen viel, heb ik eigenlijk altijd in het onderwijs gewild. Toen ik 14 was ben ik dan ook bij mijn zwemvereniging vrijwilliger geworden. Ik hielp mee en gaf uiteindelijk ook zelf elke zaterdag zwemles aan kinderen van 5 tot 10 jaar. De keuze om docent beeldende kunst en vormgeving te studeren kwam na een half jaar op het vwo te hebben gezeten. Beeldende vorming was het leukste vak wat er was, en ik wilde het onderwijs in. Bij deze studie waren deze twee dingen goed te combineren.

Mijn eerste ervaring met het onderwijs; Oriënterende stage


Op 7 november 2011 ging ik voor het eerst op stage in het voortgezet onderwijs. Ik liep 9 weken stage samen met Yvonne Mak, op het RSG Lingecollege, locatie Rozenstraat in Tiel. Dit is een praktijkschool. 

Ik verwachte tijdens deze stage te beginnen met het ontwikkelen van mijn didactische en pedagogische vaardigheden. Ik hoopte bijvoorbeeld te leren hoe je balans houd in je omgang met leerlingen, hoe je met ouders om gaat, hoe je samenwerkt binnen een team van docenten en hoe je een les voorbereidt. Ik hoopte ook erg veel zelf voor de klas te kunnen staan omdat ik geloof dat je daardoor het snelste leert. Omdat wij echter op praktijkschool stage liepen was dit vaak niet het geval. Leerlingen op een praktijkschool hebben een IQ tussen de 50 en de 80. Dat is ongeveer de helft van wat een gemiddelde persoon op het hbo heeft. Door dit lage IQ en vaak ook EQ hebben leerlingen op een praktijkschool veel behoefte aan structuur. Zo hebben zij één rooster wat het hele jaar hetzelfde blijft. Hierdoor kwam het dat er op maandag, de dag dat wij stage liepen, absoluut geen kunstvak gegeven werd. Wat daar nog het dichtste bij in de buurt kwam was techniek maar in deze klas werkte de leerlingen puur zelfstandig en volgens een vast programma. Wij hebben tijdens deze stage dus niet veel les kunnen geven en niet specifiek mee kunnen kijken bij een beeldende vorming docent.

Onze stage bestond dus vooral uit het observeren van verschillende lessen en het beter leren kennen van het praktijkonderwijs. Zo ben ik er tijdens deze stage achtergekomen dat er op het praktijkonderwijs eigenlijk niet volgens de vernieuwde basisvorming gewerkt wordt. Leerlingen op het praktijkonderwijs doen ook geen examen maar zijn eigenlijk meer bezig met het leren hoe je moet functioneren in de maatschappij. Zo leren ze bijvoorbeeld koken, wassen, strijken en boodschappen doen. Ook kunnen zij erkende certificaten behalen in bepaalde vakken. Zij kunnen bijvoorbeeld een aantal horeca certificaten halen en een certificaat voor caissière. Binnen het praktijkonderwijs zit je ook niet in een klas maar in een fase. Zodra je van een fase alle vakken hebt afgerond, mag je door naar de volgende fase. Leerlingen werken daardoor op hun eigen tempo. Daarnaast gaan de leerlingen op stage. In fase 2 gaan de leerlingen op OS&W stage. Dit betekend Oriëntatie op Stage en Werk. Hierbij krijgen ze een aantal lessen theorie en bezoeken ze met een leraar een aantal bedrijven zoals bijvoorbeeld de McDonald’s. Aan het einde van deze periode gaan de leerlingen zelfstandig of in een groep, intern of extern een dag stage lopen. In fase 3 is het de bedoeling dat de leerlingen meerdere dagen stage gaat lopen. In fase 4 loopt een leerling eigenlijk vooral stage om werk te krijgen. Het is namelijk de bedoeling dat de leerlingen met werk van school af gaan. Leerlingen op het praktijkonderwijs hebben minstens een achterstand van 3 jaar. Dit betekend dat zij wanneer ze daar op school komen ongeveer het niveau hebben van een kind uit groep 5. Je ziet ook erg veel overeenkomsten tussen de leerlingen en een leerling van de basisschool. De leerlingen op het praktijkonderwijs zitten echter wel in de puberteit en barsten dus van de tienerhormoontjes. Dit zorgt ervoor dat ze soms een beetje onhandelbaar overkomen. Vaak hebben ze echter maar een klein hartje. Ik heb de leerlingen daarom ook wel eens “schaapjes in wolfskleren” genoemd. Ze doen wel alsof ze heel stoer, sterk en zelfstandig zijn, maar eigenlijk hebben zij gewoon behoefte aan wat liefde, vertrouwen en vastigheid.



 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten